Kaiserschmarren

Vier eieren scheiden en de dooiers met 50 g suiker luchtig kloppen.

Er 250 g bloem met een snufje zout bij zeven en erdoor mengen.

Het beslag verdunnen met 3 dl melk.

De eiwitten in een schone kom stijfkloppen en erdoor spatelen.

In een vlakke, liefst plaatstalen koekenpan een klontje boter verhitten en verdelen.


Een flinke schep beslag erin laten uitvloeien, het mag ± 3/4 cm dik zijn.

De pannenkoek op laag vuur laten stollen, zodat de onderkant mooi bruin wordt.

De koek losmaken en keren. Met een deegraderwieltje of mes de koek in de pan in kleine stukjes verdelen, een klontje boter erbij smelten en onder keren met een spatel nog even bakken.


Met poedersuiker bestrooien. Lekker met vers gemaakte appel compote of warme kersen uit een pot.

Eet smakelijk!